|
Voor wie? Vanaf 1 april 2004 mag of moet een nieuwkomer die zich inschrijft in de gemeente een inburgeringstraject volgen. Het onderscheid tussen recht en plicht wordt gemaakt op basis van internationale verdragen. Op het moment dat een nieuwkomer zich aanmeldt voor een cursus Nederlands, heeft hij of zij mogelijk via informele weg al een zeker niveau van het Nederlands verworven. Om beter aan die individuele verschillen in talige bagage tegemoet te kunnen komen, is het vanaf 1 april 2004 voor een nieuwkomer mogelijk om een vrijstelling te bekomen voor een bepaald onderdeel van het inburgeringstraject. Bijvoorbeeld een vrijstelling voor het basisniveau Nederlands (Niveau 1.1) waardoor hij of zij meteen kan instromen in Richtgraad 1.2 of naar de VDAB; of een vrijstelling voor het niveau 1.2 waardoor hij of zij meteen kan instromen in Richtgraad 2.1. Om na te gaan of een kandidaat-cursist recht heeft op een vrijstelling voor een deel van het taaltraject, was er een (gestandaardiseerd) instrument nodig dat ervoor zorgt dat alle kandidaat-cursisten op dezelfde manier beoordeeld worden. In juni 2004 heeft het Centrum voor Taal en Onderwijs (Katholieke Universiteit Leuven) de opdracht gekregen om een toetsbatterij te ontwikkelen. De toetsbatterij is een instrument dat de eenvormige beoordeling van alle nieuwkomers mogelijk maakt. De toets is ingebed in het groter geheel van een kwaliteitsvolle instapprocedure.
Wat? De toetsbatterij, genaamd INSTAPTOETS 1.2 - 2.1 biedt nieuwkomers de mogelijkheid vrijgesteld te worden van een deel van het inburgeringtraject en in te stromen in Richtgraad 1.2, de VDAB, of Richtgraad 2.1. De instaptoets 1.2-2.1 heeft betrekking op het domein sociale redzaamheid. De toetsbatterij bestaat in totaal uit 64 taken (verdeeld over de 2 instapniveaus). Het domein sociale redzaamheid is verder onderverdeeld in drie subdomeinen: contacten met officiële instanties, contacten met commerciële instanties en sociale contacten. Elke taak situeert zich in één van deze domeinen. Daarnaast heeft elke taak betrekking op 1 van de 6 talige clusters die per instapniveau werden omschreven. Een voorbeeld van een cluster is ‘Het verwoorden van (of vragen naar) informatie in teksten zoals een beleving, klacht, afspraak, gesprek... (cluster 1, instap 1.2)’. Alle talige clusters zijn gelinkt aan de officële eindtermen. Zowel op instapniveau 1.2 als op instapniveau 2.1 zijn er twee clusters waarin spreekvaardigheid wordt gemeten, twee waarin luistervaardigheid wordt gemeten, één waarin leesvaardigheid wordt getest en één waarin schrijfvaardigheid wordt getest. Naast de taken op zich is er ook een handleiding ontwikkeld waarin richtlijnen worden meegegeven over de afname en de beoordeling van de taken.
Hoe? In functie van een uniforme afname is het belangrijk dat intakers een training volgen waarin aangegeven wordt hoe de taken dienen afgenomen te worden en hoe de resultaten gescoord moeten worden.
terug>> |
|
|
|