5. Beoordeel objectief en consequent
Probeer ook bij de beoordeling van een toets en bij het toekennen van de scores de invloed van toevalligheden of subjectieve factoren zoveel mogelijk te beperken. Zo wordt iedere beoordelaar van bijvoorbeeld schriftelijke werkstukjes wel geconfronteerd met twijfels of hij/zij het eerste stukje op dezelfde manier beoordeelt als dat van de vijftiende kandidaat.
Om zo consequent en objectief mogelijk te beoordelen is het belangrijk dat je vooraf een scoringswijzer of scoresleutel opstelt waarin bij elke vraag en opdracht heel duidelijk en ondubbelzinnig wordt aangegeven wat een goed antwoord is, hoeveel punten dat oplevert en wat als een fout antwoord wordt beschouwd. Niet alleen ben jij als beoordelaar zo bij elke kandidaat en bij elke afname gebonden aan dezelfde objectieve maatstaven om een score per vraag en opdracht toe te kennen, ook anderen kunnen de toets dan volgens dezelfde criteria objectief en consequent scoren. De scoringswijzer geeft hen heel precies aan wat goed en wat fout is, en laat geen ruimte voor interpretatie en subjectiviteit.
Om een scoringswijzer op te stellen die zo weinig mogelijk ruimte tot interpretatie en twijfel laat, kunnen volgende tips helpen:
- Bekijk na een eerste afname van de toets de antwoorden die mogelijk leiden tot twijfel: is het een goed of een fout antwoord? Bijvoorbeeld: je vraagt studenten schriftelijk hun mening te formuleren over een bepaald onderwerp. Sommige studenten beschrijven eerder objectief de situatie zonder expliciet hun mening te formuleren. Reken je hun antwoord goed of fout? Zorg ervoor dat je scoringswijzer in deze gevallen strikt aangeeft wat je als een goed en wat je als een fout antwoord moet beschouwen.
- Geef per vraag en opdracht voorbeelden van goede en foute antwoorden.
|